Voor het eerst alleen en weg van haar familie op het platteland van de Filipijnen, arriveert Rosa Dimaano in de kosmopolitische stadstaat Singapore om als dienstmeisje te werken. Haar werkgevers, de heer en mevrouw Teo, runnen een operagroep en zijn blij met hun nieuwe huishoudelijke hulp. Dat geldt ook voor hun verstandelijk gehandicapte zoon, Ah Soon. In het Chinese bijgeloof wordt de zevende maand van de maankalender beschouwd als de maand waarin de poorten van de hel opengaan zodat verlaten geesten 30 dagen over de aarde kunnen lopen. Zonder dat Rosa het weet, arriveert ze op de vooravond en staat haar hel op het punt te beginnen.