In 1918 waren Karl en Richard krijgsgevangenen in Rusland. Om hun dagelijkse lijden te ondersteunen dromen ze van thuis: Richard praat zo veel over zijn vrouw Anna dat zij het voorwerp wordt van Karls fantasieën. Hij weet te ontsnappen en omdat er in Duitsland niemand op hem wacht, vindt hij Anna en doet zich voor als Richard. Als Anna weet dat Karl niet haar echtgenoot is, verwelkomt ze de vreemdeling, zijn tederheid, zijn liefde. De twee geliefden geloven dat Richard dood is en hopen ergens dat dit zo is.