Het is de winter van 1837. Het lot van twee mannen raakt met elkaar verweven door hun genegenheid voor dezelfde vrouw. Eén van hen, Alexander, is een dichter. De andere is een Franse baron genaamd George d'Anthes. De keuzes die ze maken worden bemoeilijkt door de verschijning van een sinistere en mysterieuze vreemdeling. 'We dwalen door een doolhof waarvan de enige uitgang dichtgemetseld is' - in een donkere gang van de rechtszaal klinkt een stil gefluister. Gevangen in gerechtelijke intriges worden de mannen gedwongen tot een eerduel.